Onder Moeders Vleugels

[1]

Hoofdstuk I.

Kleine Pelgrims.

“Kerstmis zal geen Kerstmis zijn, zonder presenten,” bromde Jo, die languit op het haardkleedje lag.

“Het is verschrikkelijk, arm te zijn!” zuchtte Meta en keek naar haar oude japon.

“Ik vind het heel oneerlijk, dat sommige meisjes allerlei mooie dingen hebben, en andere meisjes niets,” voegde kleine Amyer ontevreden snuivend bij.

“Wij hebben in elk geval toch Vader en Moeder en elkander,” zei Bets vriendelijk uit haar hoekje.

De vier jonge gezichtjes, bestraald door het haardvuur, klaarden bij die bemoedigende woorden op, maar betrokken weer, toenJo droevig zei:

“Wij hebben Vader niet, en zullen hem in lang niet hebben.” Ze zei niet: “Misschien nooit weer,” maar allen voegden het erin hun hart bij, en dachten aan den vader, die verre was, op het tooneel van den strijd.

Niemand sprak gedurende de eerste oogenblikken; toen begon Meta weer op vroolijker toon:

“Jullie weet, waarom Moeder voorstelde, dat we dit jaar geen Kerstpresenten zouden hebben: omdat het een moeilijke winterzal zijn voor iedereen, en ze vindt, dat wij geen geld mogen uitgeven voor ons pleizier, terwijl onze soldaten zooveel moetendoorstaan in het leger. Véél kunnen we niet doen, maar we kunnen ons wel zonder mopperen kleine opofferingen getroosten; maarik geloof, dat ik te egoïstisch ben,” en Meta schudde haar hoofd, terwijl ze met spijt dacht aan al de mooie dingen die zegraag wilde hebben.

“Ik geloof niet, dat het beetje, dat wij te besteden hebben, veel zou kunnen uitrichten. We hebben elk een rijksdaalder, enhet leger zou er niet veel bij winnen, of wij dien nu al gaven. Ik geef toe, dat ik niets van Moeder of van jou moet verwachten,maar ik zou zoo dol graag “Udine en Sintram” voor mezelf willen koopen, ik heb er al zoo lang naar verlangd,” zei Jo, dieeen boekworm was.

“Ik was van plan mijn geld te besteden aan nieuwe muziek,” zei Bets met een zuchtje, dat echter door niemand gehoord werd.

“Ik zal een mooi doosje met Faber’s teekenpotlood koopen; die heb ik bepaald noodig,” zei Amy vast besloten.

“Moeder heeft niets gezegd van ons eigen geld, en ze zal toch [2]niet verlangen, dat we alles opgeven. Laten we ieder iets koopen wat we graag willen hebben en wat pret maken; we zwegen heuschhard genoeg om het te verdienen,” riep Jo, terwijl ze de hakken van haar laarzen op jongensmanier bekeek.

“Ik tenminste wel,—die elken dag die gruwelijke kinderen moet leeren, terwijl ik er naar snak prettig thuis te zijn,” begonMeta op klagenden toon.

“Jij hebt het niet half zoo hard als ik,” vond Jo. “Hoe zou jij het vinden, uren lang opgesloten te zijn met een zenuwachtige,zeurige, oude dame, die je al maar heen en weer laat loopen, nooit tevreden is, en je plaagt, tot je in staat zou zijn hetraam uit te springen, of haar een oorveeg te geven?”

“Het is slecht om ontevreden te zijn,—maar ik geloof, dat borden wasschen en alles netjes houden het naarste werk van de wereldis. Het bederft mijn humeur, en mijn handen worden zoo stijf; ik kan haast niet studeeren.” En Bets keek naar haar ruwe handenmet een zucht, die ditmaal heel goed te hooren was.

“En ik geloof niet, dat een van allen het zoo erg heeft als ik,” riep Amy, “want jullie hoeven niet naar school te gaan metnuffen, die iemand plagen, als hij zijn lessen niet kent, of uitlachen om zijn kleeren, en met “étain” op iemands vader neerzien,als hij niet rijk is, en iemand beleedigen, als hij geen mooien neus heeft.”

“Als je “dédain” bedoelt, dan moest je dat zeggen en niet over “éta

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!